Ieder mens gedijt als hij zowel kan geven als ontvangen en het is een kunst om daar een balans in te vinden. Steun- en vraaggezinnen vinden vaak heel natuurlijk een evenwicht, maar soms is het even zoeken. We kunnen onderscheid maken tussen materiële wederkerigheid en immateriële wederkerigheid.

Een vraagmoeder voelt zich bezwaard omdat haar zoontje altijd op zaterdag bij het steungezin gaat spelen, maar ze is zelf niet in staat om een keer de kinderen van het steungezin bij haar te laten spelen. Ze voelt een disbalans, ze wil iets terug doen. Maar die hoeft niet met gelijke munt terugbetaald te worden. Binnen de Buurtgezinnenpraktijk ontstaan er allerlei creatieve ‘wederdiensten’ die niet veel moeite kosten omdat het soms al pittig genoeg is. Een vraagmoeder die kapster is, maakt een mooi kapsel voor het eindfeest van een kind uit het steungezin. Een taart wordt gebakken, een maaltijd wordt klaargemaakt, een bloemetje gegeven, een tiener past op bij een jong gezin. Soms wordt een vraaggezin als alles weer goed op de rit staat, zelf steungezin.

Deze voorbeelden laat zien hoe we allemaal iets nodig maar ook iets te geven hebben. Hoe groot of klein het gebaar is, dat maakt niet uit, het gaat om het delen dat je samen ervaart. Een delen waar niemand minder van wordt, maar iedereen rijker …

Maar de grootste wederkerigheid is vaak immaterieel en komt tot uiting in het wederzijdse vertrouwen, de extra liefde en aandacht, het gevoel van betekenis te zijn, iets te mogen geven. Als aan steungezinnen wordt gevraagd wat Buurtgezinnen hen brengt, wordt zingeving het meest genoemd.