Tegen welke dilemma’s kun je aanlopen als een vraagouder verstandelijk beperkt is?

Onwil of onmacht?
Soms snap je dingen niet die er gebeuren en ligt een oordeel makkelijk op de loer. Waarom brengt die moeder zelf haar kind niet naar zwemles? Waarom grijpt de vader niet in als zijn dochter gepest wordt op het plein? Waarom geven ze hun kind zoveel snoep? Waarom gaan ze nooit naar de speeltuin met hun kind? De vraag ‘Is hier sprake van onwil of van onmacht’ is belangrijk voor een steungezin om samen met de coördinator te onderzoeken. We kunnen immers aan de buitenkant niet zien of iemand verstandelijk beperkt is en daardoor ook beperkt in opvoedvaardigheden.

Verantwoordelijkheid en loslaten

Als vraagouders door hun verstandelijke beperking minder verantwoordelijkheid kunnen nemen voor hun kinderen, is het risico dat steungezinnen zich oververantwoordelijk gaan voelen. Dat wordt nog eens versterkt als er sprake is van een (ontwikkel)achterstand bij het kind. Je wilt er immers alles aan doen om het kind extra te stimuleren. Maar soms probeer je het te hard en gaat dat ten koste van de ontspanning van jezelf en het kind. Dan is het belangrijk de teugels te laten vieren. Het is zoeken naar een goed evenwicht tussen het kind stimuleren en loslaten. Daarnaast is het van belang om de verantwoordelijkheid en de ouderrol van ouders met een verstandelijke beperking te erkennen en waarderen.

Wederzijdsheid
Bij Buurtgezinnen streven we zoveel mogelijk naar relaties tussen gezinnen die gelijkwaardig en wederkerig zijn. Bij ouders met een verstandelijke beperking zal het initiatief tot contact veel meer bij het steungezin liggen. Het contact kan warm en betrokken zijn, maar is vaak minder diepgaand en komt vaak van één kant. Het bespreken van of uitwisselen over opvoedvragen is beperkt mogelijk. Voor steungezinnen is het dan belangrijk om hun zorgen en vragen te delen met de coördinator.