Wat houdt een verstandelijke beperking in?
In de hulpverlening wordt gebruik gemaakt van twee diagnoses, die vaak in het dagelijks spraakgebruik tot verwarring leiden. Zwakbegaafd klinkt zwaarder dan een licht verstandelijke beperking, maar het is precies andersom. Bij zwakbegaafdheid is er sprake van een IQ tussen de 70 en 85.  De diagnose licht verstandelijk beperkt (LVB) krijgen mensen met een IQ tussen de 50 en 70  in combinatie met andere beperkingen. In deze nieuwsbrief hanteren we het brede begrip verstandelijke beperkt, waaronder beide diagnoses vallen.

Mensen met een verstandelijke beperking denken heel concreet en zijn gericht op het hier en nu. Het vermogen om vooruit te denken, te plannen of te anticiperen ontbreekt doorgaans. Ze hebben minder inzicht in het effect van hun eigen gedrag op anderen, waardoor hun inlevingsvermogen en sociaal aanpassingsvermogen wordt beperkt en het lastig is contacten te onderhouden. Omdat je vaak niet kunt zien of mensen een verstandelijke beperking hebben, worden zij vaak overvraagd.

Effecten op de opvoeding

Voor ouders met een verstandelijke beperking is het opvoeden van hun kinderen vaak een extra grote uitdaging. Hieronder enkele voorbeelden hoe dat tot uitdrukking kan komen. Door het beperkt inlevingsvermogen van de ouders en het gebrek aan kennis over de behoeften en ontwikkeling van het kind kunnen gevoelens van onveiligheid en hechtingsproblemen ontstaan. Zo kunnen zij bijvoorbeeld denken dat hun baby of kleuter huilt om hen te pesten of bespreken zij zaken met hun kinderen die veel te belastend zijn.

Ouders vinden het moeilijk om hun opvoedingsstijl aan te passen aan de behoefte van het kind. Enerzijds is het door gebrek aan inzicht en overwicht vaak moeilijk om regels te stellen en consequent te zijn. Anderzijds kunnen ouders door hun sterke neiging tot zwart-wit denken, zich juist autoritair opstellen, rigide regels toepassen en veelvuldig bestraffen.

Ouders met een verstandelijke beperking vragen veelal niet om hulp. Ze zien niet wat er mist of mislukt in de opvoeding. Ze zijn onvoldoende in staat om het kind in zijn fysieke, sociaal emotionele en cognitieve ontwikkeling te stimuleren. Doordat zij weinig inzicht hebben in hun eigen mogelijkheden en beperkingen, kunnen zij moeilijk reflecteren op hun rol als ouder.